Vertraging op een vlucht met een tussenstop (verbinding): het bedrijf dat het ticket heeft verkocht, moet de passagier compenseren
Goed nieuws voor vliegtuigpassagiers: de vertraging op een aansluitende vlucht die door verschillende maatschappijen wordt uitgevoerd, maar waarvoor een enkele reservering is gemaakt, geeft recht op compensatie door degene die de tickets heeft verkocht.
Bijvoorbeeld passagiers die tickets boeken bij Wamos Air, wiens vlucht een verbinding met Abu Dhabi (Verenigde Arabische Emiraten) omvat. Het eerste vliegtuig, gecharterd door het Europese bedrijf, arriveert op tijd in Abu Dhabi. Maar de tweede komt meer dan acht uur te laat aan in Bangkok. Het werd niet gecharterd door het Spaanse bedrijf, maar door Etihad Airways, nationale luchtvaartmaatschappij van de Verenigde Arabische Emiraten, in het kader van een overeenkomst voor het delen van codes, waardoor een bedrijf plaatsen op de vliegtuigen van een ander kan verkopen.
Aangezien Etihad Airways geen Europees bedrijf is en het vertrekpunt van zijn vlucht zich niet in de Europese Unie bevindt, kunnen reizigers het niet vragen om hen de verstrekte vergoeding te betalen, in geval van vertraging van meer dan drie uur (600 euro, in dit geval geval), bij Europese verordening 261/2004, betreffende de rechten van luchtreizigers. Dus ze praten met Ceske Aeroline.
Wamos Air weigerde dus te betalen, omdat zij niet de tweede vlucht had uitgevoerd: het was de “contractuele” luchtvaartmaatschappij en niet de “effectieve” luchtvaartmaatschappij. Verordening 261/2004 bepaalt echter dat de vervoerder die compensatie betaalt voor late passagiers de feitelijke vervoerder is.
Passagiers vervolgen het Spaanse bedrijf en winnen hun zaak, in eerste aanleg en vervolgens in hoger beroep, voor de Tsjechische rechtbanken, die van mening zijn dat de situatie van de tweede vlucht vergelijkbaar is met die van “onderaanneming”.
Wamos Air stelt vervolgens hoger beroep in bij het Grondwettelijk Hof en verklaart dat het Duitse federale hof in een soortgelijke zaak heeft geoordeeld dat de verantwoordelijkheid van de contractuele vervoerder niet kon worden ingeroepen, omdat het niet de feitelijke vervoerder was. Het Spaanse constitutionele hof verwijst de partijen naar de gemeentelijke rechtbank in Praag, waar het de argumenten van Wamos Air onderzoekt. Deze rechtbank moet de behandeling van de zaak schorsen totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie dit heeft verduidelijkt.
Het Luxemburgse Hof, dat op 11 juli (2019) uitspraak doet (C-502/18), merkt eerst op dat volgens zijn eigen rechtspraak (Wegener tegen Royal Air Maroc, C 537/17) een vlucht met één of meer verbindingen die het voorwerp zijn geweest van een enkele reservering vormen een “set”. Het tweede segment van de reis vormt derhalve geen afzonderlijke vervoersactiviteit; het maakt deel uit van een geheel waarop in dit geval Europese verordeningen van toepassing zijn, aangezien het uitgangspunt in een lidstaat ligt.
Het Hof vroeg vervolgens of de Europese luchtvaartmaatschappij als een effectieve luchtvaartmaatschappij kon worden beschouwd. Hij merkt op dat volgens de bepalingen van de verordeningen (artikel 2b, definities), deze laatste “degene is die een vlucht maakt of voornemens is te maken, in het kader van een contract gesloten met een passagier, of namens natuurlijke of rechtspersoon die met deze passage een contract heeft gesloten.
De nieuwe wet aangenomen door EU-lidstaten
Het Hof herinnert eraan dat het in zijn arrest Wirth tegen Thomson Airways (C-532/17) heeft geoordeeld dat degene die de vlucht “uitvoert” degene is die “besluit” deze te exploiteren, “met inbegrip van het vaststellen van de route en, in creëer zo een aanbod voor luchttransport voor de betrokken partijen. “Wamos Air heeft echter besloten om de hele reis uit te voeren; het heeft de route vastgelegd, alvorens het tweede deel uit te besteden aan Etihad Airways, door middel van een code-sharingovereenkomst Het heeft derhalve “daadwerkelijk een vlucht uitgevoerd, in het kader van het vervoerscontract dat met de betrokken passagiers is gesloten”.
Bijgevolg moet het worden gekwalificeerd als een effectieve exploitant en is het aansprakelijk voor de vergoeding. Het Hof van Justitie bepaalt dat het bedrijf dat de eerste vlucht heeft uitgevoerd, niet kan worden verschanst achter de slechte uitvoering van de volgende vlucht “niet om de passagier te compenseren, maar dat hij zich dan kan wenden tot de vervoerder aan wie de verantwoordelijkheid voor de vertraging ligt.
Met dit arrest breidt het Hof van Justitie de jurisprudentie ter bescherming van de rechten van luchtreizigers, die het sinds het Sturgeon-arrest van 19 november 2009 heeft gebouwd, uit naar degenen die connecties hebben in het kader van een code-sharingovereenkomst. Als ze het slachtoffer zijn van vertraging bij de aankomst van een aansluitende vlucht die door verschillende bedrijven wordt uitgevoerd, maar waarvoor een enkele reservering is gemaakt, kunnen ze contact opnemen met degene die hun de tickets heeft verkocht, om te worden gecompenseerd.